woensdag 2 oktober 2013

Amerikaans oorlogskerkhof Margraten

In het Zuiden van Limburg, bij Margraten ligt 1 van de grootste Amerikaanse erevelden. Van ver is de wapperende Amerikaanse vlag tussen de heuvels al te zien.


De begraafplaats is ca. 26,5 hectare groot.
De toegangsweg leidt naar de trappen van het Ereplein. Voor de toren en het gedenkteken, een rouwende moeder, ligt een vijver, waarin het gedenkteken zich spiegelt. In de toren, ruim 30 m hoog en van veraf te zien, bevinden zich een kapel en een carillon.


 

Op de muren aan weerszijden van het Ereplein, de Walls of the Missing, staan de namen van 1722 Amerikaanse vermisten die hun leven gaven. Namen van vermisten die later zijn teruggevonden en geïdentificeerd zijn voorzien van een rozet.




Achter de toren bevindt zich de eigenlijke begraafplaats. De gevallenen die er begraven werden, zijn in de dood gelijk. Officieren en soldaten liggen door elkaar en de kruisen zijn identiek. Alleen de joodse militairen en de zes ontvangers van een Medal of Honor wijken af.



 
Groepsleider Private First Class Wetzel, van de Antitank Company van de 13th Infantry Regiment, 8th Infantry Division, had op 3 april 1945 de wacht over de pelotons commandopost in Birken, Duitsland. Het was nog vroeg in de ochtend toen hij Duitse eenheden zag oprukken richting het huis dat hij bewaakte. Hij stormde het huis binnen en waarschuwde de manschappen. Direct daarop opende hij het vuur op de vijandelijke troepen die met automatische geweren het vuur beantwoorde. In het donker wisten enkele Duitsers het huis zo dicht te naderen dat ze twee handgranaten door het raam naar binnen konden gooien waar Wetzel en enkele anderen zich schuil hielden. Walter Wetzel schreeuwde een waarschuwing naar de anderen en zonder verder nadenken wierp hij zich op de twee granaten. Toen deze ontploften absorbeerde Wetzel de explosie met zijn lichaam. De verwonding waren van dien aard dat Wetzel aan de gevolgen van zijn heldenmoed overleed. Zijn opoffering spaarde verschillende mannen, en deze konden zelfs de Duitse aanval afslaan. Op 26 februari, 1946 werd postuum de Medal of Honor uitgereikt aan Private First Class Walter C. Wetzel.  
 
De begraafplaats is ontstaan tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1944 kreeg kapitein Shomon, toenmalig commandant van de 611th Graves Registration Company, de opdracht om voor het Negende Leger een plaats te vinden voor een begraafplaats. Er werden veel doden verwacht bij de opmars richting Berlijn, en men wilde geen slachtoffers begraven op vijandelijk grondgebied. In oktober 1944 diende hij zich aan bij het gemeentehuis van Margraten, dat op 13 september was bevrijd. Daar kreeg hij de beschikking over 30 hectare grond langs de rijksweg westelijk van de dorpskern. De grond werd door de Nederlandse overheid in bruikleen gegeven aan de Amerikanen. Het gebied werd verboden terrein voor burgers. In november begon de aanleg.
Voor de eerdere gebruikers van de grond, enkele tientallen boerengezinnen, kwam de aanleg onverwacht. Er was geen sprake van overleg. Soms was het mogelijk om de oogst van een perceel grond nog weg te halen voor het begraven begon, maar vaak ook niet. Het duurde jaren voor de benadeelden (zowel grondeigenaren als pachters) een vergoeding kregen.
Door het natte weer was de grond, vette löss, erg modderig, wat het werk erg moeilijk maakte. Rijdend materieel zakte weg in de modder, evenals de stenen en kiezel waarmee men probeerde de boel berijdbaar te maken. Het 172nd Engineer Combat Batallion kreeg de taak om een toegangsweg van de Rijksweg naar de begraafplaats aan te leggen, een afstand van 650 m. Men dacht eerst dat het een karwei was van 3 dagen voor 30 man. Uiteindelijk waren er vierhonderd man nodig. Zij maakten van aan elkaar vastgemaakte boomstammen een knuppelweg waarop nog kiezel moest worden gestort. Het duurde twee maanden voordat er een bruikbare toegangsweg was.
Voor de plaatselijke bevolking had de aanwezigheid van de Amerikanen enkele voordelen: zo konden gezinnen die last hadden van vlooien DDT gebruiken voor de bestrijding, en men kon via de soldaten goedkoop aan schoenen komen. Zeep, sigaretten, koffie, waspoeder en chocolade, verder nauwelijks verkrijgbaar, kreeg men ook van de soldaten, vaak in ruil voor wederdiensten zoals onderdak, koken en het herstellen of wassen van kleding. Er werden ook wel lijkzakken verwerkt tot overhemden, tafelkleden, jasschorten en gordijnen. De schaarste aan textiel was zodanig dat ook gebruikte lijkzakken werden hergebruikt.






De manschappen van het 611th GRC, die aan verschillende onderdelen van het Negende Leger waren toegevoegd, hadden als taak om na gevechten op het slagveld gegevens van de gesneuvelden te registreren en de doden op te halen. Die werden vervolgens naar verzamelpunten gebracht, van waaruit ze naar een centrale plaats gingen. Daarvandaan werden ze per vrachtwagen naar Margraten vervoerd. Dat was soms een reis van honderden kilometers.
Eenmaal in Margraten werden de lijken afgeladen, hetgeen niet altijd respectvol gebeurde. Daarna werden ze ontdaan van munitie en persoonlijke bezittingen, op de zgn. stripping line. Die eenheden bestonden uit zwarte militairen. Zij deden ook het zware werk: het verplaatsen van de lijken en het graafwerk. Ook Duitse soldaten werden door hen begraven. Voor veel inwoners van Margraten waren deze Amerikanen de eerste negers die zij in hun leven zagen.
De lijken werden zonder kist begraven; ze zouden immers later weer worden opgegraven. Ze werden, geheel gekleed, in matrashoezen of lijkzakken verpakt en zo begraven. Van de twee identiteitsplaatjes werd er een meebegraven; het andere werd achterop het kruis of davidsster gespijkerd dat bij het graf hoorde.
Bij een te grote aanvoer van lijken (soms ruim 500 op een dag) werden deze begraven, soms pas na enkele dagen, samen met een glazen pot met daarin de papieren en bezittingen. Die werden dan later weer gebruikt voor identificatie en registratie.
Ook Duitse krijgsgevangenen werkten op de begraafplaats; zij droegen zorg voor graven van Duitse gesneuvelden. Zij werden elke dag van Henri-Chapelle in België naar Margraten gereden en weer terug.






Na het einde van de oorlog nam opperbevelhebber Dwight D. Eisenhower het besluit om alle tijdelijke begraafplaatsen in Duitsland te ruimen en de lijken te herbegraven in Margraten en Henri-Chapelle. De laatste herbegrafenis was op 30 maart 1946. Er lagen toen 17742 Amerikanen en 1026 overige geallieerden (waaronder ruim 700 Russen) begraven, en ook 3075 Duitsers (op een stuk terrein aan de Honthemse kant, dat van de rest was afgescheiden door een heg, en gemarkeerd met een bordje "Enemy dead"). Ook werd de begraafplaats verfraaid met paden, beplanting, een kapel (gebouwd door Duitse krijgsgevangenen) en een bezoekerscentrum.





In 1947 werd de begraafplaats in Margraten, tot dan toe tijdelijk, aangewezen als permanente begraafplaats. Toen pas kon worden begonnen met de definitieve inrichting.
De niet-Amerikaanse doden werden verplaatst naar elders. De Russen werden herbegraven op de Erebegraafplaats Amersfoort. De Duitsers werden verplaatst naar de Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn. Er kwamen ook graven bij: de Amerikaanse doden die begraven lagen op de begraafplaats in Son en in Molenhoek werden overgebracht naar Margraten. Het aantal graven kwam zo boven de 18000.




Eind 1948 werd begonnen met het opgraven van alle doden. Hieraan werkten veel lokale bewoners mee; het gebrek aan werkgelegenheid maakte het onaangename werk toch aantrekkelijk genoeg. Zij deden het graafwerk tot het stoffelijk overschot werd aangetroffen; daarna namen de Amerikanen het over. De doden werden naar een loods gebracht. Daar werden ze ontdaan van kleding en in een metalen kist gelegd, die van binnen met witte zijde was bekleed. Die kist werd in een houten transportkist geplaatst. De resten kleding werden verbrand.
Een groot deel, ruim 10000, werd gerepatrieerd naar de VS. Uiteindelijk kregen 8301 doden hun definitieve graf in Margraten. Het werk werd voltooid in 1949. De begraafplaats werd toen overgedragen aan de American Battle Monuments Commission.
Tussen 1950 en 1960 werd de begraafplaats verder verfraaid. De graven werden voorzien van witte marmeren kruisen en davidsterren. Er kwam een toren en nog enkele gebouwen. De "Walls of the Missing" zijn in deze periode gemaakt. De namen daarin zijn uitgehouwen door vier Duitsers.
Op 6 juni 1960 werd de begraafplaats officieel geopend door koningin Juliana.

Ik was hier s morgens vroeg en heb mijn best gedaan om de sfeer vast te leggen op de foto's. Er was verder bijna niemand een heel apart gevoel om daar helemaal alleen te lopen tussen al die witte kruizen. Mannen die gevochten hebben voor onze vrijheid.

Laten we dit nooit vergeten. RIP

Tjeerd

Geen opmerkingen:

Een reactie posten